Blog

Informed consent: Het arrest van het Hof van Cassatie van 25 juni 2015 en het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 29 februari 2016

Er volgt een korte toelichting van het arrest van het Hof van Cassatie van 25 juni 2015 en het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 29 februari 2016 inzake de bewijslast van de geïnformeerde toestemming van de patiënt. Hoewel het arrest van het Hof van Cassatie betrekking heeft op de informatieverplichting van een advocaat aan zijn cliënt, kan dit arrest volgens sommigen ook worden toegepast op de arts-patiëntrelatie. De rechtbank van eerste aanleg te Brussel heeft het arrest van het Hof van Cassatie namelijk op die wijze geïnterpreteerd en toegepast in het vonnis van 26 februari 2016.

 

Op grond van artikel 8, §1 van de Wet Patiëntenrechten heeft iedere patiënt recht om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van een beroepsbeoefenaar. Traditioneel wordt de bewijslast van de geïnformeerde toestemming bij de patiënt gelegd. De patiënt moet bewijzen dat hij door de arts niet werd geïnformeerd over een bepaald aspect, doorgaans een risico verbonden aan de ingreep dat zich heeft gerealiseerd.

 

Het arrest van het Hof van Cassatie van 25 juni 2015 zorgt evenwel voor commotie. Het Hof stelt dat een advocaat dient te bewijzen dat hij zich van zijn plicht heeft gekweten om zijn cliënt in te lichten. De cliënt dient niet te bewijzen dat de vereiste informatie hem niet werd gegeven. Hoewel het arrest gaat over de informatieverplichting van een advocaat, zijn de bewoordingen van het arrest algemeen en de mogelijke toepassing daarvan dus ook. Volgens sommigen kan het arrest worden toegepast op de arts-patiëntrelatie. De rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 29 februari 2016 heeft dit arrest van het Hof van Cassatie als eerste rechtbank toegepast op de bewijslast van de geïnformeerde toestemming van de patiënt en de bewijslast bij de arts gelegd. Deze rechtspraak gaat in tegen de traditionele opvatting dat niet de arts, maar de patiënt, de bewijslast van de geïnformeerde toestemming draagt.

 

Voor de artsen en andere beroepsbeoefenaars is het in ieder geval niet aangewezen om op navolgende arresten van hoven en rechtbanken te wachten om actie te ondernemen. Zij moeten het zekere voor het onzekere nemen en aan voldoende bewijsvergaring doen. Zij moeten er van uitgaan dat zij voortaan de bewijslast dragen. Verschillende informatiemomenten met de patiënt, aantekeningen in het patiëntendossier en begrijpbare toestemmingsformulieren kunnen in dit opzicht als bewijsmiddelen worden aangewend.